Als je zowel ‘mensen’ en
‘muziek’ ergens bovenaan je lijst ‘ik-houd-van’ hebt staan, waar kun je beter zijn
dan bij een concert? Gedurende de laatste uren van januari had ik weer eens het
genoegen mij te midden van veel mensen en overweldigende, kunstig voortgebrachte
muziek te begeven. En dat allemaal in het toonaangevende Concertgebouw in onze
hoofdstad. En ook nog eens gratis, terwijl vermoedelijk álle bezoekers in mijn
nabije omgeving zo een negentig euro hadden neergeteld om naar werken van
Puccini, Verdi, Bizet e.a. te luisteren.
Je zou wellicht verwachten
dat er bij een klassiek concert met enkele operastukken een bepaald slag mensen
te vinden is, toch dit niet helemaal waar. Hoewel een groot deel van de
bezoekers aardig chique gekleed ging (klinkt toch als een bepaald slag mensen -
en dat was ook wel te verwachten, gezien de entreeprijzen –), waren Jan Modaal
en de sloeberige student (hoewel niet juk- maar jurkdragend) er ook te vinden. Genoeg
diversiteit en uniciteit om van te genieten. Aangezien de muziek mij volledig
in beslag nam, heb ik niet bijzonder veel op de mensen in mijn omgeving gelet.
Een orkest in actie is namelijk al boeiend genoeg om gedurende het concert te
bestuderen of ademloos aan te staren.
Iets is mij echter opnieuw
niet ontgaan. Je kunt er niet omheen, er valt niet aan te ontkomen, het kan
gewoon niet anders: het eindeloos applaus. Want ovaties zijn
er altijd, na elk stuk, opnieuw en opnieuw én opnieuw. Dat geeft te denken. Neem
nu het ontstaan van dit fenomeen. Het volgt dus vanzelfsprekend na een bepaald
muziekstuk, maar wie begint ermee en wanneer houdt het op? Ik vermoed dat de
meest enthousiaste bezoekers degenen zijn die als eerste de haast reflectieve
beweging in gang zetten. De enthousiastelingen waren in grote getallen gekomen,
dus er moeten wel meerdere mensen tegelijk begonnen zijn. En zo klonk het ook. Vervolgens
is er sprake van een domino-effect en zwelt het applaus aan tot er wellicht
niemand in het publiek meer bewegingloos op z’n stoel zit.
Ik ben zelf zeldzaam zo
snel als de eerste applaudisserende muziekliefhebbers en houd er ook over het
algemeen gesproken vrij snel weer mee op. De menigte om mij heen gaat dan dikwijls
nog even door. Maar wanneer is het nu het punt waarop we allemaal stoppen? Is er
een ongeschreven regel, die uit een soort ‘macht der gewoonte’ is ontstaan? Of
is het meer gevoelsmatig, en zijn toevallig een groot deel van de
concertbezoekers met een dergelijk gevoel gezegend? Is er sprake van een soort
van genetisch overdraagbaar ovatiegevoel? ;-) Of is ook hier sprake van een
domino-effect? Dat laatste zou goed kunnen. Ik verwacht namelijk dat er meer
mensen zijn die vinden dat ‘ingekorte ovaties’ al voldoende hun waardering
weergeven of het applaudisseren simpelweg snel zat zijn, waardoor het
aanzwellende geluid na een climax weer langzaamaan wegsterft tot het niveau van
waaruit het ontstond, namelijk de haast ademloze stilte.
Enfin, het overbekende
kuddegedrag komt hier uiteraard ook om de hoek kijken. Je merkt het, diversiteit
en uniciteit ontmoeten elkaar toch op een zeker moment weer in een bepaalde
kudde. Zo ook in dit relaas. Dat is ook helemaal geen probleem, maar het is
grappig om dergelijk gedrag op te merken als het gaat om de staande ovatie.
Enkele enthousiastelingen besloten namelijk na het laatste stuk voor de pauze
al te gaan staan, wat overigens niet gepast is, ving ik later in de
wandelgangen op. Je ziet vervolgens wat mensen twijfelen, opstaan of overleggen
met metgezel. Overigens bleef het overgrote deel van de concertbezoekers op dit moment nog zitten. Na het laatste muziekstuk op het programma werd er uiteraard ook weer
luid geapplaudisseerd en het duurde niet lang voordat iedereen zo ongeveer stond.
Ik ook, na zoveel prachtig geluid was ik één en al enthousiasme. Ik haast mij
nu uiteraard te schrijven dat ik ga staan omdat ik mijn waardering op die
manier wil laten blijken en niet omdat iedereen gaat staan en dat ‘zo hoort’.
Maar een kritische zelfreflectie roept toch de vraag op wat de invloed van mijn
omgeving hier op is. Na enig overdenken is mij weinig duidelijk geworden. Laten
we het maar op het onpeilbare onbewuste gooien. ;-)
We kregen na ons
enthousiast geklap een toegift, die opnieuw gevolgd werd door een staande
ovatie. Hierbij merkte ik op dat het wat langer duurde voordat mensen opstonden
en er wat meer bleven zitten. Ikzelf aarzelde ook wat langer. Na een tweede
toegift idem dito, de aarzeling werd wat groter en sommigen verlieten reeds de
zaal. Een derde toegift volgde, de enthousiaste ovaties werden rijkelijk
beloond! Na de derde toegift was er
wellicht sprake van tweedelig kuddegedrag. Een grote groep sprong haast weer
op. En opnieuw was er die golf van aarzeling. Een andere grote groep stond heel
even of bleef zitten. Ik voegde mij in
de laatste groep. Ik had het nu toch écht wel gehad met opstaan en klappen. En
mijn blijk van waardering moest nu toch ook écht wel duidelijk zijn.
De koek was op, het
applaus van de standvastig applaudisserende bezoeker ten spijt. Zowel dirigent
als operazanger bleven achter de gesloten deuren en kwamen niet wéér de lange
trap naar het podium afhuppelen. Mijn enthousiasme maakte wat plaats voor een
voldaan gevoel. Dit was het dus, een briljant concert (beter dan verwacht) in
een prachtig gebouw. Ik kon tevreden met de kudde mee naar buiten schuifelen.
Zónder applaus.
(Februari 2013)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten